Het Museum het Valkhof staat er buitengewoon slecht voor, zo was de strekking van vrijwel alle mediaberichten en brieven over het museum in de afgelopen maanden. Na een conflict eind 2016 tussen Raad van Toezicht en medewerkers werd directeur Arend-Jan Weijsters geschorst en Jan van Laarhoven opnieuw als interim aangesteld om ‘orde op zaken’ te stellen. Uit recente rapporten van Berenschot en Cultuur Ondernemen blijkt dat het museum al jaren geplaagd wordt door slechte interne verhoudingen, een ondoorzichtige administratie en oplopende financiële verliezen. Er wordt gepleit voor een stadsmuseum annex kunsthal maar ook voor méér geld van de gemeente. Dat wordt ondersteund door een nieuwsbrief van Van Laarhoven die vorige week werd verspreid. Vanavond, woensdag 31 mei, vergadert de gemeenteraad over de situatie en voorliggende rapporten over het museum.
In de jarenlange discussie over het museum spelen naast opinies vooral de gemeente Nijmegen en de provincie Gelderland een prominente rol. Logisch, want zij zijn de belangrijkste stakeholders, de publieke donateurs die iets terug willen zien voor hun geld. In de afgelopen jaren werd in een nieuwe cultuurvisie gepleit voor kwaliteit die voortkomt uit samenwerking met andere organisaties voor beeldende kunst in de stad. Bezoekersaantallen zijn niet langer allesbepalend, maar het succes van het museum wordt ook bepaald door zijn rol in de sector beeldende kunst. Tegelijkertijd is de opstelling van gemeente dat men zich niet met het museum wil bemoeien, wat zich slecht verhoudt met hun jaarlijkse subsidie van ruim twee miljoen euro. Wil het museum weer een goed programma kunnen bieden dan zullen eerst de financiële problemen moeten worden opgelost. Er is geen volgende directeur die op basis van een bedrijfsplan dat voortkomt uit een crisis onvoorziene problemen gaat oplossen.
Het lijkt tegenwoordig vanzelfsprekend dat je het museum vergelijkt met andere musea om er een oordeel over te kunnen geven. Maar de musea in Zwolle, A’dam en Den Bosch zijn anders van karakter dan Museum het Valkhof, net als de stad Nijmegen anders is. Er is in Nijmegen altijd de neiging zich af te zetten tegen Arnhem en zichzelf, qua cultuur, te vergelijken met Berlijn. Die opstelling doet onrecht aan de kansen en mogelijkheden die de stad te bieden heeft. Wil je de stad en het museum aantrekkelijk maken voor zowel inwoners als bezoekers dan levert eigenheid veel meer op dan een identiteit ontleend aan anderen en ingekochte commerciële producties, die je ook op andere plekken kunt aantreffen. Het museum moet niet alleen voor en over Nijmegen gaan als een weerspiegeling van de stad, maar moet de identiteit en aantrekkelijkheid van Nijmegen mede bepalen.
Het ligt voor de hand om daarvoor verleden en toekomst op een slimme manier met elkaar te verbinden. Zie het Museum het Valkhof als publieke omgeving waar archeologie en eigentijdse kunst bij elkaar komen en zo een gesprek met het publiek aangaan over eigentijdse kunst en oudheid. De universiteit zou de rol van derde, kritische stakeholder kunnen vervullen. Maak van onderzoek, experiment en verbeelding de peilers van een historische en artistieke trekpleister in de binnenstad, die ook ver daarbuiten betekenis heeft. Betrek ook de omgeving bij de ontwikkeling, waar Henk van Houtum eerder deze maand in Gelderlander ook voor pleitte. Het plein voor het betrekkelijk gesloten gebouw ligt er nu meestal troosteloos bij en het mooie park achter het museum is jarenlang verwaarloosd. Maak van de plek één geheel en werk daarin samen met kunstenaars, wetenschappers en aanverwanten. Maar begin opnieuw zonder de last van het verleden.
Nijmegen is als stad een kruispunt getekend door talloze historische en culturele grenzen. Deels bestaan die grenzen nog steeds, soms als hindernis en soms als verbinding tussen twee werelden. Het grensgebied met Duitsland deelt de lange geschiedenis van de stad, maar kent ook talloze instellingen voor hedendaagse kunst. Een stad met goede culturele voorzieningen maakt het aantrekkelijk om er te wonen of de stad te bezoeken. Daarvoor moet je ruimte creëren zonder dat je het museum enkel langs de meetlat van vastgoedontwikkeling en commercie legt. Dat doe je niet door nog meer geld in de huidige situatie te stoppen en op min of meer dezelfde weg door te gaan. Wil het museum succesvol zijn gun het dan de komende de jaren de ruimte en de vrijheid om echt een bijzondere plek te zijn, niet alleen omdat het zo in een brochure staat. Dat hoeft niet meer te kosten dan het nu al doet, maar lukt alleen als inhoud en een programma dat tot de verbeelding spreekt centraal staan.
Dit artikel verscheen op 13 juni in de Gelderlander.
One thought on “Een museum voor verleden en toekomst”
Comments are closed.