Tag Archives: Internet

ASCII Art Ensemble (1998-)

deep.ascii

In 1998, tijdens 8CyberConf in een voormalig slachthuis in Budapest ontstond de idee om bewegend beeld voor internet aan te bieden, dat open en rechtenvrij moest zijn en ontworpen om te werken op oude media, zoals computers die alleen tekst kunnen weergeven.

De videoklassieker Deep Throat (1972) werd geconverteerd naar een tekstbestand, dat je ook op een oude TTY-terminal zou kunnen doorbladeren. Deze film werd gekozen vanwege de vele close-ups, essentieel voor pornografische films. De vele details zijn moeilijk te vertalen naar een eenvoudig overdraagbare tekst. In deep.ascii ziet men geen pornografische beelden maar slechts onleesbare ASCII-tekens.

De meeste mensen hadden destijds geen of oude computers. Veel technologie is ontworpen om menselijke beperkingen op te heffen maar brengt vaak nieuwe beperkingen met zich mee, waaruit weer nieuwe ideeën kunnen ontstaan. De ster van de film, Linda Lovelace, werd activiste tegen misbruik van vrouwen in de porno-industrie.

In 1998, during 8CyberConf in a former abbatoir in Budapest the idea was put forward to offer moving images, that had to be open and unlicensed and designed to run on old media as well, such as computers that can only render tekst.

De video classic Deep Throat (1972) was converted to a text file, which one could browse on an old TTY-terminal as well. The film was chosen because of the many close-ups, that are essential to porn movies. Too many details is difficult to convert into a simple transferable text. In deep.ascii there are no pornographic images but indecipherable ASCII-versions.

In those days, most people had no or old computers. Much technology is designed to overcome human limitations, but can often cause new limitations, out of which new ideas can rise. The star of the movie, Linda Lovelace, turned activist against abuse of women in the porn industry.

Websites

deep.ascii
Ascii Art Ensemble
Ascii Art Ensemble
A copy of the former two links on this website.
8Cyberconf (sadly, streaming videos unavailable)

Literatuur — Literature

Josephine Bosma: ASCII Art Ensemble, in Telepolis
Inke Arns: ASCII Art Ensemble: ASCII Art, in MedienKunstNetz

New Media Art

There have always been two immediate goals. One was to create new works of art in a technology driven, critical social environment. The other was to create new technologies and spaces to facilitate the former.

Collaboration and common ground have been always key. Artists had to start working with engineers, resources were limited and had to be shared. Development was based on both knowledge and imagination through open source.

Projects (as co-producer)

Digital Guestbook (1993)
The Digital City (1993, 1994)
The Flying Desk (1994-1996)
The Thing Amsterdam (1994-)
Salon Digital (ZKM, 1995-1997)
ASCII Art Ensemble (1998-)

Exhibitions (as co-curator)

World Wide Video Festival (1997,1998)
Net_condition (1999, 2000)
GLOW (2010)

See also: medialabs

Felipe

Eerder deze week kwam het bericht dat oud-mede-oprichter van XS4ALL Felipe Rodriguez was overleden. Ik heb enorm goede herinneringen aan Felipe, die mij internet leerde kennen, me handboeken gaf en hielp met software. Hij woonde boven het Spaanse restaurant waarvan hij de eigenaar was in een kleine kamer vol apparatuur. We ontmoetten elkaar in 1993 kort na Hacking at the End of The Universe, waar de idee ontstond voor De Digitale Stad (DDS). Er volgden schetsen, ontwerpen, index-pagina’s voor Gopher en simulaties in HyperCard. Er kwamen ontmoetingen en er ontstond samenwerking. Men was nieuwsgierig en er stond iets te gebeuren dat de loop van de geschiedenis dramatisch zou veranderen.

Ik kwam uit een heel andere hoek. Kunst en vormgeving, cultuur, dat had en heeft mijn interesse. Ik had een klein bbs, maakte computertijdschriften op, testte grafische software en schreef erover in ruil voor licenties. Ik gebruikte UUPC voor mijn werk bij het Nederlands Vormgevingsinstituut. In het perspectief van een wereldwijd, permanent netwerk zag ik in internet een nieuwe publieke ruimte met nieuwe mogelijkheden voor kritische creatieve geesten. Felipe schreef ook gedichten en begreep goed waarom kunstenaars kunnen helpen zo’n omgeving te realiseren. Met zijn steun konden we dat ook doen en hebben kunstenaars en vormgevers al vroeg de weg naar internet gevonden. Dankzij Felipe en toen burgemeester van DDS Marleen Stikker ontstond in 1994 een betrekkelijk vrij, open en toegankelijk internet. Eind 1994 heb ik Desk opgezet boven het oude Bimhuis aan de Oude Schans.

Toen XS4ALL, DDS en Desk serieuze ondernemingen werden groeiden ook de mogelijkheden voor vrije, creatieve radicalen om die nieuwe ruimte in te nemen. Internet was er niet alleen voor afnemers, het was een dichtgeknoopt alomtegenwoordig netwerk voor aanbieders. Er was buiten de academische wereld en het Amerikaanse overheid nog weinig inhoud op het WWW. Die moest bedacht, ontwikkeld en gemaakt worden, bereikbaar en toegankelijk zijn. En daar hoorde bij dat je moest leren ermee om te gaan en dat wat je plaatst ook te beheren. Dankzij Felipe en zijn hulp werd Desk een open internetwerkplaats voor inhoud, waar orde beperkt was tot het niet uit de hand laten lopen van chaos en winst uit opdrachten werd besteed aan het vergroten van de mogelijkheden.

Het veranderde allemaal toen de commercie ging overheersen en alles een prijs kreeg. Het open medialab van Desk verdween en het bedrijf veranderde in een kantoor met een balie. Voor experimenten die mochten mislukken was de vrije ruimte verdwenen. Ik verliet Desk en vertrok naar het ZKM in Karlsruhe, Duitsland om als kunstenaar gewaardeerd te worden, die ook nog netwerken en websites kon bouwen. Reinout vond een goede baan als softwareontwikkelaar, XS4ALL werd onderdeel van KPN en Felipe zette zich in voor vrijheid en recht op internet. Het publiek ontdekte email en het WWW en ik ontdekte de wereld buiten Nederland. We hadden geen contact meer, maar de herinneringen zijn nog steeds levendig.

Voor mij is Felipe een blijvende herinnering aan een intelligente, warme en gepassioneerde persoon, die altijd rustig bleef, behulpzaam was en helder kon uitdragen waarom een bedrijf ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. Ik ben dankbaar dat ik hem heb mogen kennen en met hem mocht samenwerken, omdat ik weet dat mijn leven zonder hem heel anders zou zijn gelopen.

felipe
Felipe’s oude webpagina vind je hier

Net kunst. Musea ontdekken Internetcultuur

Net kunst
Musea ontdekken Internetcultuur

Door Ineke Schwartz

Dat het voor kunstinstituten praktisch is om een website te hebben, is inmiddels wel bewezen. Honderden, waaronder veel Nederlandse, hebben een presentatie op het Wold Wide Web. Reuze handig immers, dat net, als medium voor informatieverschaffing en publiciteit. Je kunt er je tentoonstellingsprogramma mee presenteren en bezoekers op de hoogte houden van het laatste nieuws. Je kunt een goedlopende winkelnering opzetten, zoals het Museum of Modern Art in New York, en als je wilt zelfs je hele collectie in digitale vorm online brengen. Dat laatste doet het museum voor hedendaagse kunst van San Francisco (SFMoMA); de helft van de verzameling is al gedigitaliseerd. Over openbaar kunstbezit gesproken.
Maar er kan veel meer nog dan plaatjes van museumobjecten en informatie in digitale vorm presenteren. Een website kan een deel van een kunstinstelling worden met een eigen collectie en activiteiten: een afdeling netkunst, naast de reguliere afdelingen design en schilder- en beeldhouwkunst. Ben je een instituut voor hedendaagse kunst, dan kun je zelfs niet meer om die mogelijkheid heen, vindt een toenemend aantal tentoonstellingsmakers. Je moet immers met je tijd mee. Of nog liever: voorop lopen bij de nieuwste ontwikkelingen.
Steeds meer conservatoren, curatoren en zelfs museumdirecteuren hebben het gevoel dat er op het net van alles gebeurt wat ook voor hen van belang is. Iets dat ze niet mogen missen en waar ze bijtijds op moeten springen: ‘Voor het commercieel wordt en er wellicht eenvoudiger, minder interessante kunstvormen gaan ontstaan’, aldus conservator Thom Semper van het SFMOMA.

Nu is er binnen de digitale netwerken inderdaad een heleboel gaande dat in aanmerking komt voor het stempel ‘kunst’ of ‘netcultuur’. Het afgelopen decennium is via de telefoonkabels een internationaal netwerk gegroeid van – al dan niet volledig digitale – onafhankelijke ‘werkplaatsen’ en een aantal instituties, zoals V2 in Rotterdam en Ljudmila in Ljubljana, waar kunstenaars, theoretici en schrijvers samenwerken. Het zijn de kunstenaarsinitiatieven van het net, deze broedplaatsen van nieuwe ontwikkelingen. Het werk dat ontstaat is behalve op het Internet te zien op mediakunstfestivals.
Toch kennen de meeste kunstliefhebbers namen als jodi, Vuc Cosíc, Jordan Crandall, Michaël Samyn, het ascii art ensemble en Heath Bunting niet. Dat komt doordat dit gebeuren tot voor kort vooral een interne aangelegenheid was. Hoe grenzeloos het Internet ook is, netcultuur was vooral bekend in eigen kring en werd genoten en begrepen door ingewijden. Maar daar komt nu verandering in.

Een belangrijke rol bij die ontwikkeling speelde de laatste documenta in 1997. De website van documenta X deed nadrukkelijk haar best om behalve een informatie- en documentatiemedium een zelfstandig deel van de manifestatie te zijn met eigen webkunstprojecten. Zo maakten veel documentabezoekers kennis met het fenomeen netkunst. Weliswaar klonk een hoop onbegrip en kritiek, maar intussen was het toch maar een feit dat een van de belangrijkste manifestaties van hedendaagse kunst ter wereld een belangrijke plek had ingeruimd voor ontwikkelingen op het Internet – een gegeven dat anderen aan het denken zette.

Diezelfde zomer van 1997 had het SFMOMA als eerste museum ter wereld net een begin gemaakt met een collectie netkunst. Aanleiding was de schenking van een versie van het äda’web, een van de landmarks van het tijdperk van de digitale kunst. Deze, wegens gebrek aan steun en middelen inmiddels niet meer actieve, site was jarenlang een experimentele online werkplaats voor zowel kunstenaars-met-een-gevestigde-reputatie als Jenny Holzer, die wel eens wilden uitproberen wat dat interactieve medium voor hun werk kon betekenen, als voor echte net-adepten zoals jodi en Samyn, die pas nu worden ontdekt door het officiele kunstcircuit.
Holzer gebruikte het äda’web om haar ‘truisms’ (onliners, die ze ook op t-shirs drukt en op lichtkranten in musea voorbij laat glijden) interactief te maken. Op de website verschijnt een hele rij truisms:
‘Timidity is laugheable’, ‘Torture is barbaric’ of ‘Your oldest fears are the worst ones’. Onderaan een knopje ‘change beliefs’, dat zoveel betekent als ‘verander wat je gelooft’. ‘Kies een truism en verbeter of verplaats die, daagt Holzer haar kijkers uit. ‘De jouwe wordt toegevoegd aan een nieuwe lijst’.
Dit net-kunstwerk ligt in het verlengde van de werken die ze voor musea maakt. De bijdragen van jodi (het Belgisch-Nederlandse webduo Joan Heemskerk en Dirk Paesmans) daarentegen hebben niets te maken met museale installaties zoals we die tot nog toe kennen. Zodra je in het adaweb de optie ‘jodi’ aanklikt, bestormt een speciaal ontwikkelde programmeertaal je beeldscherm. Kleuren, patronen en codes verschijnen. Het lijkt alsof je computer in de war is; hij reageert in ieder geval niet meer zoals je dat gewend was.

‘Echte Internetkunst’, definieert mediatheoreticus Geert Lovink, die op de laatste documenta op verzoek van artistiek directeur Catharine David een medialab inrichtte, ‘probeert de werkwijze van software en computernetwerken zichtbaar te maken – en onderuit te halen. De kunst is om die onzichtbare abstracties visueel te maken. Maar vraag me niet wat goede en slechte netkunst is. Daar doe ik geen uitspraken over. Dat moeten anderen maar beslissen.’

‘Veel kunstenaars gebruiken het net alleen als documentatie’, zegt Walter van der Cruijsen, zelf netkunstenaar en lid van de adviesraad die voor het Zentrum für Kunst und Medientechnolgie (ZKM) in Karlsruhe die beslist over de aankopen van Internetkunst. ‘Weinig kunstenaars kunnen spelen met de mogelijkheden van de digitale netwerken en die manipuleren. Ik ben vooral geinteresseerd in die eerste generatie eigenwijze netkunstenaars die binnen de netwerken actief zijn. Die zijn ermee opgegroeid en kennen ze van binnen en van buiten. Sommigen komen uit de hackers-scene. Vaak zijn ze ook politiek actief, door zich bijvoorbeeld bezig te houden met zaken als cryptografie (het coderen van gegevens om de privacy van de zender te garanderen) of door de werkwijze van software en computernetwerken zichtbaar te maken – en onderuit te halen. De kunst is om die onzichtbare abstracties visueel te maken. Door jouw computerscherm te manipuleren, maken ze duidelijk hoezeer de sofwareindustrie jou als gebruiker manipuleren.’
Hij bedoelt kunstenaars als jodi en Vuc Cosíc uit Ljubljana van het ascii art ensemble, dat films en plaatjes vertaalt in ascii(tekst-)tekens. ‘Zij doorbreken de conventies binnen het Internet om alsmaar mooiere, glossier en daardoor moeilijker te downloaden websites te maken’, zegt van der Cruijsen. ‘Deze ascii-plaatjes en films kan iedereen laden. Jodi duwt al je zekerheden over de computer omver en laat zien dat het schijnzekerheden zijn. Het duo maakt zichtbaar dat verbindingen er wel eens niet zijn en dat Big Brother via de netwerken meekijkt. Dat soort dingen weet je wel, maar het is iets heel anders wanneer je het ook echt ervaart.’

Nu de Internetkunst geinstitutionaliseerd raakt, moet juist ook het werk van deze pioniers een plek krijgen in de collecties, vindt Van der Cruijsen. ‘Gelukkig wordt deze groep steeds meer herkend. De kunstenaars krijgen nu tentoonstellingen, prijzen en gastverblijven aangeboden.’ Hij doet in ieder geval zijn best in het ZKM. Het tij is gunstig nu Peter Weibel, zelf mediakunstenaar, per 1 januari als nieuwe directeur is aangetreden. Weibel kent de Internetscene van binnenuit. Bovendien wil hij het komend jaar een inhaalslag maken met een speciale online afdeling van het museum. Het ZKM, nota bene gespecialiseerd in mediakunst, deed tot op heden amper iets met het Internet.

Anderen zijn al druk bezig met online afdelingen. Zowel de Guggenheim Musea als het New Yorkse Whitney Museum kondigden het afgelopen jaar grootse plannen voor virtuele musea aan. Voor een miljoen dollar krijgen de bestaande Guggenheims een digitaal filiaal met een eigen collectie, eigen activiteiten en een educatief programma. Om vast een voorschot te nemen op de toekomst, lanceerde het museum in juni vorig jaar met veel bombarie het webproject ‘Brandon’ van Shu Lea Cheang, een manipuleerbare beeldenshow met een presentatie op het Internet en twee ‘materiele’ museumversies, één in het Guggenheim New York en één in de Amsterdamse Waag.
Daarna bleef het overigens vooral stil; de oplevering van het digitale Guggenheim is al tweemaal uitgesteld. Daardoor is momenteel een ander museum in beeld als het meest vooruitstrevende op dit gebied. In het Walker Art Center in Minneapolis, dat minstens zulke ambitieuze plannen aankondigde, loopt nu een project dat een online discussie over netkunst en de rol van musea koppelt aan een serie tentoonstellingen die om de drie weken veranderen.

Belangrijk aan die discussie is dat hij de problemen aan de orde stelt waar alle kunstinstellingen die iets met online kunst willen, mee te maken krijgen. Want hoe het allemaal moet? Bepalen wat netkunst is, is al moeilijk, laat staan wat ‘goede’ netkunst is. Een kunsthistorisch kader ontbreekt, de geschiedenis is piepjong. En dan zijn er nog allerlei financiële en technische vraagstukken, die volkomen anders liggen dan bij kunstobjecten.
Zolang conservatoren gewoon hun eigen smaak volgen, zoals in het SFMOMA het geval is, of aan kunstenaars nieuwe opdrachten verstrekt, valt het allemaal nog wel mee. Maar wanneer je een historisch overzicht wilt geven, zoals het ZKM, en dat ook nog toegankelijk wilt maken via het Internet, dan wordt het een stuk lastiger. Dan moeten historisch verantwoorde keuzes worden gemaakt, prijzen worden vastgesteld en moet de bijbehorende technologie worden georganiseerd. ‘Oude’ werken draaien vaak op technologie die inmiddels niet meer gangbaar is. En hoe bepaal je de prijs van een site die iedereen gewoon zelf kan bekijken en zelfs downloaden via het Internet?

Lastige vragen, maar nu ook weer geen totaal nieuwe, vindt Van der Cruijsen. Hij vergelijkt het met de verwarring rond de financiering en conservering van video- en performancekunst. De tapes die de legendarische videokunstenaar Nam June Paik op televisie vertoonde, had indertijd ook iedereen met een recorder kunnen opnemen. Toch kwam het goed met de prijzen. Ook bij performancekunst werd op den duur een en ander gevonden dat verkocht kon worden: videobanden met registraties en parafernalia. Van netkunstenaars zou je een niet-exclusieve licensie kunnen verkopen. Van een Intenetsite kan een mirror, een volledig werkende kopie, worden gemaakt. Als de site zich doorontwikkelt, is die mirror exclusief. De ada’web-sites die het SFMOMA, en later ook het Walker Art Center, kregen, zijn mirrors. Wie weet hoeveel die waard worden, als de markt voor netkunst eenmaal echt op gang komt.

Maar daarmee is de kous nog niet af. Prachtig, al die plannen, maar een virtueel museum moet liefst wel meer zijn dan een plek op het Internet waar je een collectie kunt bekijken en een woordje kunt meetypen in een Internetdiscussie, vindt Van der Cruijsen. ‘Een bruisende, sociale en levende plek zijn vol live-gebeurtenissen, die optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden, als het aan hem ligt. Zoals de ‘Salon digital’, die hij voor het mediamuseum van het ZKM ontwikkelt. Dit labyrint is ‘als een levend organisme’: het registreert hoeveel mensen er binnenkomen en verandert naarmate er meer bezoekers zijn. Iedereen heeft zijn eigen, unieke perspectief, kan ruimtes toevoegen, dingen veranderen en communiceren met anderen. Elke nieuwe ruimte krijgt namelijk een eigen, open communicatiekanaal (IRC).
Om je dat te kunnen voorstellen, is nu nog veel fantasie nodig. De huidige Salon is een langzaam lopend systeem van hoekige vormen, dat uiterlijk wel wat wegheeft van een oud computerspellen. ‘Het ziet er nog niet uit’, geeft van der Cruijsen toe, ‘maar het gaat erom wat er kan. De meesten in het ZKM vonden het lange tijd ook maar niks, die rare hacker-kunstenaar uit Amsterdam die in een hoekje aan dat lelijke ding zat te knutselen. Maar Weibel ziet de mogelijkheden wel. Dit is een model. Met een flinke schep geld extra en een goede ontwerper kan het er over een paar maanden totaal anders uit.

Links:

Äda ‘web: http://adaweb.walkerart.org/
Art.netweb: http://www.artnetweb.com/
Dia Center for the Arts: http://www.diacenter.org/
Salon Digital ZKM: http://salon-digital.zkm.de/
Guggenheim Virtual Museum: http://www.guggenheim.org/
SF MoMA: http://www.sfmoma.org/\rWalker Art Center: http://www.walkerart.org/

(volkskrant, 1999)

Initiatieven en kunstenaarsorganisaties (DDS)

init

alternative artspaces and artists organisations

most texts are in dutch, sommige in het engels

kaart/map

kunst-1

Gebouw voor Kunst en Cultuur (DDS)

kunst

kies een van onderstaande links om verder te gaan

Opmerkingen en suggesties met betrekking tot de inhoud en opmaak van deze en volgende pagina’s kunt u via een formulier versturen naar wvdc@dds.nl

There is also a English version of this page

kunst-1 Met deze knop keert u terug naar deze pagina

menubalk

Tijdelijk Museum (DDS)


Dit is de homepage van het Tijdelijk Museum in de digitale stad. Hier vindt u virtuele kunstwerken, links naar kunstenaars op het web en digitale archieven van projecten uitgevoerd tijdens publieke manifestaties. De knoppen geven toegang tot de kunstwerken, archieven en links.

This is the home page of the Temporary Museum at the digital city. Here you find virtual art, links to artists on the web and electronic archives of projects at public events. The buttons and list below give access to artworks, archives and links.

initiatieven